Afgelopen maandagavond won Maria Vlaar met Diepe aarde de Biesheuvelprijs voor de beste korte verhalenbundel. De populariteit van het kortverhaal in Nederland is niet tanende. Anders dan in het Engelse taalgebied (reuzen als Poe, Twain, Hemingway, of meer toegankelijk Dahl), is het is bij ons altijd een onderbelicht genre geweest. Lezers spenderen hun geld liever aan een roman, het echte werk.* Om van poëzie nog maar te zwijgen.
Dat was zo’n zevenhonderd jaar geleden wel anders. ‘Jan, Willem, Hendrik, Godfried – iedereen dicht maar tegenwoordig!’ lamenteerde de Brabantse dichter Lodewijk van Velthem toen. En hij was niet de enige. Een anonieme Antwerpse dichter schreef in een spotdicht over zichzelf en zijn collega-dichters:
Het dicht al dat lepel lect
Waendi dat ic bem vergect
Dat ik oec niet dichte ende maeke
Des nachts als ik niet en vake?
Romantisch zien we hem in het maanlicht zitten, een brandende kaars op tafel: al wie met een lepel eet dicht er maar op los, waarom zou ik dat tijdens mijn slapeloze nachten dan ook niet doen?
Zozeer woedde begin veertiende eeuw in Brabant de dichtersdrift dat hij zijn werk de titel De frenesie meegaf (frenzy, waanzin). Alleen al in het handschrift waarin dit gedicht is overgeleverd, vinden we een bewerking van de beroemde Roman de la Rose door Heinric van Brussel en de Alexanderroman Voeux du Paon. Waarbij moet worden aangetekend dat een roman destijds ook op rijm stond.

Wat de dorpspastoor uit Velthem vooral dwars zat, destijds een veelgehoorde klacht, was niet de florerende literaire productie, maar de dichterlijke vrijheid die zijn collega’s zich onbekommerd permitteerden. Ook zijn voorganger Jacob van Maerlant had zich daar al duidelijk tegen uitgesproken. Jacob wijdde een groot deel van zijn leven aan de vertaling van een van de meest gezaghebbende standaardwerken uit de Middeleeuwen, de Speculum Historiale van Vincent van Beauvais (verbeterd en vertaald voor Nederlandstalig publiek als de Spieghel Historiael). Hij verzette zich expliciet tegen de leugens uit dertiende-eeuwse ridderromans, waarmee hij moest concurreren: betrouwbare degelijkheid was zijn unique selling point, en desinformatie (fake news?) een al te reëel probleem. In Jacobs ogen was het de plicht van schrijvers, zowel auteurs, vertalers als bewerkers, om zich boven alles aan de waarheid te houden, een plicht die in zijn ogen maar al te vaak werd verzaakt. Hij moest het met lede ogen aanzien.

Na zijn dood schreef Lodewijk in opdracht van de Antwerpse edelvrouw Maria van Berlaer een voortzetting van Jacobs grote encyclopedie. Toch heeft zijn uiting van onvrede hierboven ook iets van een onderdrukte tweestrijd. In tegenstelling tot Jacob was Lodewijk idolaat van ridderepiek, en vertaalde verhalen over Arthur, de Graal en Merlijn. Schatplichtig en trouw aan zijn grote voorbeeld Jacob, ‘die beste dichtere een | die noit [ooit] sonne of mane bescheen’,** koos hij saillant genoeg werken die Jacob zelf had geschreven voordat hij zich definitief van de ridderepiek afkeerde. En de betovering bij Lodewijk bleef. Een van de belangrijkste handschriften van de Middelnederlandse letterkunde was (waarschijnlijk) als eerste in zijn bezit. Het werd rond 1320 in Brabant gemaakt en staat vol met verhalen over de zoektocht naar de Graal, koning Arthur, Lancelot en de ridders van de ronde tafel, waaraan de dorpspastoor zijn leeuwenhart kon ophalen.
*Voor wie toch kennis wil maken: vorige week las Joost Prinsen een verhaal van J.M.A. Biesheuvel in DWDD, 400 woorden, met beeld en geluid. Ook A.L. Snijders wordt warm aanbevolen.
**Citaat van Boendale, uit Der leken spieghel.
Verder lezen:
Remco Sleiderink, De stem van de meester (Amsterdam 2003).
Bart Besamusca , Remco Sleiderink en Geert Warnar, De boeken van Velthem. Auteur, oeuvre en overlevering (Hilversum 2009).
Bart Besamusca, ‘14 augustus 1316: Lodewijk van Velthem voltooit boek V/6 van de Spieghel historiael. De bekoring van het Arthur-genre’, in: M.A. Schenkeveld- Van Der Dussen e.a., eds. Nederlandse literatuur, een geschiedenis (Groningen, 1993), p. 47-52.
Herman Brinkman, ‘1330: Jan van Boendale wordt berispt wegens passages in Der leken spieghel. Een wereldbeeld in verzen’, in: M.A. Schenkeveld- Van Der Dussen e.a., eds. Nederlandse literatuur, een geschiedenis (Groningen, 1993), p. 53-57.
Handschriften met de Spieghel Historiael en de Roman de la Rose, en de Lancelotcompilatie zijn helemaal door te bladeren op de website van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
Wederom een mooi stukje
Met veel plezier gelezen en stukken wijzer geworden.
LikeLike